De meeste kinderen zijn bij de geboorte gezond. Sommige vrouwen hebben echter een verhoogd risico om een kind met afwijkingen op de wereld te zetten. Aan hen wordt een prenatale test voorgesteld. Zo kan je met de vlokkentest rond de elfde week van de zwangerschap een chromosoomonderzoek laten uitvoeren.
Bij de vlokkentest neemt de gynaecoloog kleine stukjes weefsel (chorionvlokken) weg uit de placenta (moederkoek). Over het algemeen wordt tussen de twintig en de vijftig milligram weefsel weggenomen, of één duizendste van de totale hoeveelheid weefsel waaruit de placenta is opgebouwd. Het vruchtvlies wordt hierbij niet beschadigd. De test geeft uitsluitsel over chromosoomafwijkingen en het geslacht van de baby.
Verloop van de vlokkentest Met een echografie bepaalt de gynaecoloog waar de placenta zich bevindt in de baarmoeder. Vervolgens haalt de gynaecoloog stukjes chorionweefsel uit de moederkoek. Dit kan gebeuren via de onderbuik of via de vagina:
Transabdominale vlokkentest – De arts haalt weefsel op door het inbrengen van een naald in de onderbuik.
Transcervicale vlokkentest – De arts haalt met een buigzame katheder weefsel op via de vagina. Bij dit onderzoek is het nodig een volle blaas te hebben.
Na de ingreep hoort geen bloedverlies op te treden als ze via de buikwand is gebeurd. Bloedingen zijn wel mogelijk bij een vaginale ingreep. De baarmoedermond bloedt immers gemakkelijk bij aanraking tijdens de zwangerschap. Als het bloedverlies echter toeneemt of wanneer je na het onderzoek koorts of krampen krijgt is het best je gynaecoloog te contacteren om een infectie uit te sluiten.
Tijdstip van de vlokkentest De vlokkentest via de buikwand gebeurt meestal als je ongeveer twaalf weken zwanger bent. Via de vagina wordt de test na de tiende week van de zwangerschap uitgevoerd.
Uitslag In tegenstelling tot een vruchtwaterpunctie tussen vijftien en twintig weken, biedt een vlokkentest de mogelijkheid om veel vroeger te testen of je kindje gezond is. Bovendien is de uitslag van de vlokkentest sneller bekend, meestal binnen de twee weken. De betrouwbaarheid van het chromosoomonderzoek bij de vlokkentest is iets minder groot dan bij de vruchtwaterpunctie.
Risico’s van de vlokkentest Omdat de vlokkentest uitgevoerd wordt in een periode waarin spontane miskramen kunnen optreden, bestaat onvoldoende zekerheid omtrent het extra risico. Geschat wordt dat het risico op een miskraam verhoogt met 0.5 procent. Ook bij een vruchtwaterpunctie verhoogt het risico met 0.3 procent. Vroeger associeerde men de vlokkentest met een verhoogd risico op afwijkingen van de ledematen en het gezicht als de test voor de tiende zwangerschapsweek werd uitgevoerd. Ondertussen is aangetoond dat dit niet het geval is.