Wanneer een huurder met toestemming van de verhuurder een onroerend goed tot zijn hoofdverblijfplaats maakt, is de huurovereenkomst onderworpen aan de huurwet. De meeste huurcontracten vallen zo onder de huurwet. Vele regels in de huurwet zijn echter niet-bindend. Het huurcontract kan dan ook clausules bevatten die afwijken van het wetboek.
Wanneer kan een verhuurd goed als hoofdverblijfplaats worden gezien?
Om als hoofdverblijfplaats te kunnen doorgaan, moet de huurder effectief voornamelijk in het verhuurde goed wonen. Het gaat dus om een feitelijke toestand die losstaat van het feit of de huurder op dit adres is gedomicilieerd enzovoort. Het is wel zo dat administratieve regelingen zoals inschrijving in het bevolkingsregister en adreswijziging met bijhorende politiecontrole goede middelen zijn om vast te stellen of de huurwoning effectief de hoofdverblijfplaats is. Andere bewijzen zoals brieven, getuigenissen, elektriciteitsfacturen en telefoonrekeningen kunnen ook aantonen dat het om een hoofdverblijfplaats gaat.
Kan elk onroerend goed als hoofdverblijfplaats dienen?
Ofwel staat uitdrukkelijk vermeld in de huurovereenkomst dat het onroerend goed als hoofdverblijfplaats mag dienen, ofwel is er een stilzwijgende toestemming en dient de verhuurder alleen maar te melden dat hij ervan weet dat de huurder de woonst als hoofdverblijfplaats gebruikt. Wil de verhuurder echt niet dat het onroerend goed als hoofdverblijfplaats dient, dan moet met twee vermeldingen worden aangeduid waarom het niet om een hoofdverblijfplaats gaat:
Een gewone clausule met daarin 'deze woning is niet bestemd als hoofdverblijfplaats' telt dus niet.
Let op: dit artikel is gebaseerd op de wetgeving in België.