bereidingswijze
Spoel de rozijnen enkele malen in ruim koud water. Laat ze daarna 6 - 8 uur in ruim water weken. Stort ze vervolgens op een zeef om uit te lekken. Laat de rozijnen daarna in een pannetje met dikke bodem in de rum, waaraan 30 gram suiker is toegevoegd, zachtjes wellen (ca. 80 o C.). Trek er tenminste 20 minuten voor uit.
Klop de eierdooiers met 30 gram suiker tot een luchtige massa. Voeg daarna room en bloem toe en blijf zolang roeren en kloppen tot een volkomen glad beslag is verkregen. Klop de eiwitten stijf en spatel ze zo luchtig mogelijk door het beslag.
Verhit een grote koekenpan en laat de boter even door de hete pan walsen. Schep het beslag in de pan en temper de warmtebron. Laat de omelet zolang (ca. 7 minuten) zachtjes bakken tot het oppervlak is gestold. Keer de omelet voorzichtig om en laat hem dan nog 2 - 3 minuten in de hete pan liggen.
Laat de omelet op het werkvlak (snijplank) glijden. Snijd de omelet daarna in smalle reepjes. Bak de omeletreepjes hierna nog even in de koekenpan op.
Stort de gewelde rozijnen op een zeefje om uit te lekken. Houd het residu van de rum warm.
Presentatie: schep de omeletreepjes op de voorverwarmde borden. Verdeel de gewelde rozijnen er over. Sprenkel er per portie 1 eetlepel warme rum (residu) over. Bestuif de gerechten daarna met een laagje poedersuiker.