Zoniënwoud in Wavre (Vlaams Brabant)
De eerste aanwijzingen voor het bestaan van het Zoniënwoud dateren al uit de vroege middeleeuwen. Destijds werd het woud doorkruist door de rivier de Zenne waar het woud zijn naam aan ontleent. Het woud is waarschijnlijk een overblijfsel van het oude, veel uitgestrektere Silva Carbonaria of Kolenwoud. Heden beslaat het Zoniënwoud slechts een oppervlakte van 4421 ha. Dit staat in scherp contrast met de oppervlakte van 10.000 ha. die het bos rijk was aan het begin van de 19e eeuw. De sterke afname van het bosareaal werd hoofdzakelijk veroorzaakt door grootschalig rooien gedurende de eerste jaren na de onafhankelijkheid van België, maar ook door meer recente verkavelingen, de aanleg van paardenrenbanen en infrastructuur. De wegen en spoorlijnen hebben het Zoniënwoud sterk ruimtelijk versnipperd, hetgeen een niet te onderschatten invloed heeft op het bosleven (zie hieronder). De laatste jaren wordt er evenwel werk gemaakt van een uitbreiding van het bosareaal. Hiertoe werd reeds 150 ha. grond aangekocht. Sinds de regionalisering van het Belgische "Bestuur van Waters en Bossen" in 1983 wordt het bos beheerd door het Brusselse, Vlaamse en Waalse gewest en de Koninklijke Schenking. Met 57% (2.492 ha.) van de totale oppervlakte beheert het Vlaams Gewest het grootste deel van het bos. Een van de doelen die het huidige beheer voor ogen heeft, is de omvorming van het quasi homogene beukenbos naar een gemengd beuken-eikenbos.
Het Zoniënwoud bestaat voor het grootste deel uit hoge beukenbossen. De oudste bomen zijn meer dan 200 jaar oud. Het woud was lange tijd een exclusief jachtgebied voor de adel, maar tegenwoordig is het ook bij het grote publiek erg geliefd. De grootte van het bos en de ligging, pal in de grootstedelijke agglomeratie van Brussel, maakt het tot een uniek natuurgebied voor België.
Het woud veroudert snel. Jaren geleden werd er een heel stuk van het Zoniënwoud geplunderd, wat leidde tot grote ontboste gebieden. Later heeft men de kale plekken volgeplant met beuken, wat een prachtig kathedraaleffect opleverde. Eentonige plantages zijn echter slecht voor het ecosysteem en er treedt nauwelijks verjonging op (nieuwe bomen die ontkiemen); een beuk kan 300 jaar worden en de meeste zijn al over de 200 jaar. Wetenschappers doen er alles aan om natuurlijke verjonging te genereren, alleen is het niet zeker of het kathedraaleffect daardoor behouden blijft.