De Moeren in De moeren en omgeving (Westhoek)
Het ontstaan van De Moeren is onduidelijk maar mogelijk is het afgraven van turf in de middeleeuwen de reden van het ontstaan ervan. De Moeren liggen tussen de 3 à 4 meter onder zeeniveau en zijn dan ook het laagste punt van België.
In de 17de eeuw werd volop gekeken naar landuitbreiding om extra landbouwgronden te creëren. Zo kwam ook de drooglegging van De Moeren in zicht naar voorbeeld van de Beemster in de noordelijke Nederlanden. Bijkomend zou het gebied gevrijwaard kunnen worden van rovers die steeds hun toevlucht zochten in het moerasgebied. Dat men zo ook het aantal ziektes kon terugdringen was mooi meegenomen. De Moeren waren in de zomer immers echte broeihaarden van bacteriën omwille van de combinatie van warme en vochtige omstandigheden.
In 1619 werd het octrooi voor inpoldering verleend aan Wenzel Cobergher, een Vlaams kunstschilder, architect, ingenieur en econoom die onder meer verantwoordelijk was voor de Basiliek van Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel en het schilderij De graflegging.
Het eerste werk was het aanleggen van een ringdijk rond het droog te leggen gebied om te voorkomen dat het water van omliggende gronden naar de lagergelegen moeren zou stromen. Daarna legde men een 8km lange ringsloot aan voor de afwatering. In 1620 begon het leegpompen van De Moeren zelf via 22 windmolens, eerst met scheprad, later met een schroef van Archimedes. 2 jaar later kwamen de eerste delen droog te liggen maar door diverse problemen was de definitieve drooglegging pas in 1626 een feit. Kort daarna gaf Filip IV van Spanje het gebied vrij voor landbouw.
19 jaar na de eerste drooglegging kwamen De Moeren weer onder water ter verdediging van de stad Duinkerke tegen Lodewijk XIV Van Frankrijk.
In 1713 kwam de huidige Belgisch-Franse grens tot stand, welke dwars door De Moeren loopt. Deze opdeling bemoeilijkte een nieuwe drooglegging maar in 1746 kreeg de Franse graaf d'Hérouville uiteindelijk de toestemming om het Franse gedeelte droog te leggen. Het zou echter nog eens 10 jaar duren alvorens de werkzaamheden begonnen door bezwaren van beide zijden. Ondanks alles waren de werken voltooid in 1759 na amper twee jaar, deels omdat men gebruik maakte van een stoomgemaal en een speciaal afwateringskanaal die het water naar zee voer. Omwille van dit succes kreeg d'Héroville toestemming om ook het andere deel van De Moeren droog te leggen.
Op het einde van de werken kwam de graaf in geldnood en net toen hij de eerste kavels wilde verkopen, zorgde een dijkbreuk er in 1770 voor dat alles weer blank kwam te staan. Dit betekende het einde voor de graaf en hij trok zich terug uit de streek.
Eén van de schuleisers, Vandermey, kreeg het gebied in consessie en waagde zich tervergeefs aan een nieuwe drooglegging. Het was pas toen de gebroeders Herwyn een klein deel van De Moeren, dat niet aan Vandermey toebehoorde, konden droogleggen dat Vandermey via een samenwerking met de gebroeders ook zijn deel kon droogleggen. Op enkele kleine dijkbreuken na in 1793 en 1798 bleven De Moeren droog.
In 1800 liep de Consessie van Vandermey af en nam de Franse staat het beheer over.
Tijdens de tweede wereldoorlog werden De Moeren nog een paar keer onder water gezet. In 1940 deels door de geallieerden om de oprukkende Duitsers te vertragen en in 1944 volledig door de Duitsers. Omdat hiervoor zout water gebruikt was, moest men massaal aan kalkuitstrooiingen doen om de gronden opnieuw vruchtbaar te maken. Omstreeks 1950 waren de gronden weer bruikbaar voor de landbouw.