Duvetorre of St.-Laurenstoren en Jeanne Panne in Nieuwpoort (Belgische Kust)
Deze ruïne is het enige resterende deel van de Sint-Laurentiuskerk. De Sint-Laurentiuskerk werd in 1384 omgebouwd tot waterburcht en begin 1900 zelf omgetoverd tot buskruitmagazijn.
Op het einde van de eerste WO werd de toren beschoten wat er voor zorgde dat nadien slechts één derde van de oorspronkelijke hoogte overblijft.
Jeanne Panne
Jeanne kende veel tegenslag in haar leven. Als dochter van Jan de Deyster en Cathelijne Goossen werd ze getekend door de kwalijke reputatie van haar vader, van wie gezegd werd dat hij een tovenaar was.
In 1617 trouwde Jeanne met Jan Panne, een bakker met wie ze elf kinderen kreeg. Tien van haar kinderen stierven een vroege dood: in 1650, het jaar van haar terechtstelling, was alleen Joorkin nog in leven. Ook haar man was toen al gestorven.
Jeanne Panne was een lelijk vrouwtje en ze had geboortevlekken in haar gezicht en op haar dij. De geruchtenstroom groeide dat ze een heks was. Nieuwpoortenaren geloofden dat zij over bovennatuurlijke krachten beschikte. Zij kon geheime bewaarplaatsen van geld aanwijzen en zij voorspelde met succes welke boog er tijdens de gaaischieting zou breken of welk huwelijk niet zou standhouden. Jeanne werd op 10 mei 1650 aangehouden, beschuldigd van hekserij. Ze zou twee mensen laten sterven hebben, Ryckewaert Schroo en de dochter van Jan Jacobs.
Tijdens het proces verklaarden verschillende getuigen dat Jeanne Panne hen seksuele problemen had bezorgd. Guillaume Lootvoet vertelde dat zij langs zijn broek gestreken had tot aan zijn mannelijkheid en dat hij daarna zes weken impotent was. Jeanneke Vanderzype kwam getuigen dat haar tweede man in het begin van hun huwelijk door Jeanne Panne 'getoucheerd' was: tien weken was hij zijn mannelijke kracht kwijt.
Een 'exploicteur criminele' van Brugge onderzocht Jeanne Panne en ontdekte een vlek die ongevoelig bleek te zijn voor speldenprikken. Hij besloot dat de vlek een duivelsmerk was, een bewijs dat Jeanne een verbond had met de duivel. Op 12 mei werd ze naar de folterkamer gebracht en bekende tijdens de pijniging, die tot 13 mei duurde, dat ze de duivel ontmoette, dat hij 'dickmaels hare bostgins had ghetast', dat hij haar vleselijk had bekend. 'Hij stonk van vermuftsheyt en zijn litmaeten ende sijne nature waren so coudt als ijs'.
Op 14 mei bevestigde Jeanne Panne 'libre ende buuten torture' haar bekentenissen. Diezelfde dag nog werd ze veroordeeld tot de brandstapel. Twee dagen later werd het vonnis uitgevoerd.