Buggenhoutbos in Dendermonde (Scheldeland: Denderstreek en Rupel)
De oudste geschiedkundige vermelding van het bos en van de naam Buckenholt dateert uit de 12e eeuw, toen de heer van Aarschot al zijn bezittingen schonk aan de abdij van Affligem bij de intrede van zijn zoon als monnik. De naam Buckenholt komt ongetwijfeld voort van het Oudsaksisch Boka (=beuk) en holt (=hout, bos). Buggenhout ontleent dus zijn naam aan het groot aantal beukenbomen die er een bos vormden.
Van het roemrijke bos dat oorspronkelijk duizenden en op het eind van de Middeleeuwen 470 ha groot was, blijft niet zoveel meer over. De monniken van Affligem, die het bos cadeau kregen, rooiden er een groot deel van. Ook de latere eigenaars kapten veel bomen. In 1887 bleven er nog slechts 400 ha van over. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de helft van het bos volledig vernield door de Duitsers. Toen het door de staat werd aangekocht in 1936, bleven er nog amper 140 ha over. Vandaag de dag is het bos 177 ha groot: 157 ha is domeinbos en 20 ha is in privébezit.