Abdij Mariënlof - abdij van Colen in Tongeren (Haspengouw)
De abdij van Mariënlof werd begin 15e eeuw gesticht door een vrome vrouw, Maria van Kolen. Na de dood van haar man, Jan van Mettekoven, heer van Gors-Opleeuw, trok Maria zich terug als begijn in het Begijnhof van Sint-Truiden. Na enige tijd kreeg zij het verlangen om op eigen kosten een kruisherenklooster te stichten in de streek rondom Borgloon. Ze vroeg daarvoor hulp en toestemming van de overste van de Orde van het Heilig Kruis in Hoei. Na de goedkeuring in 1432 werd het nieuwe klooster bevolkt door paters afkomstig van het Sint-Agathaklooster in Cuijk. Deze eerste kloosterstichting mislukte echter door tegenwerking van de plaatselijke geestelijkheid.
Maria Kolen zocht vervolgens de steun van Jan van Gutschoven, burggraaf van Loon, en diens vrouw, Dorothea van Schoonhoven. Met hun beider hulp was de tweede poging om het klooster van de grond te krijgen in 1438 succesvol. In 1439 werd de eerste kloosterkerk ingewijd door de hulpbisschop van Luik. De eerste prior was waarschijnlijk Henricus Empden. Franciscus Vaes, prior van 1529 tot 1545, vormt een belangrijke bron voor de geschiedenis van de abdij, onder andere door zijn lijsten van kloostergoederen. In de Koninklijke Bibliotheek te Brussel bevindt zich een inventaris van Vaes van de kloosterbibliotheek met daarin ongeveer 200 vermelde werken.
In de loop der eeuwen kon het oorspronkelijke kloosterbezit, de schenking van Maria van Kolen, aanzienlijk worden uitgebreid. In 1486 werd bijvoorbeeld de kerk van Kerniel en al haar bezittingen aan Mariënlof geschonken. Het klooster bereikte echter nooit een grote omvang. In 1750 werd het klooster getroffen door een zware brand. Hierna werden kerk en klooster geheel in de stijl van de Luikse barok vernieuwd en heringericht, vooral onder de voortvarende Luikse prior Jacques Dubois. Tot 1796 bleef het klooster voortbestaan onder leiding van de Kruisheren.
Na de komst van de Fransen werd het klooster opgeheven en tot staatsbezit verbeurd verklaard. In 1797 moesten alle overgebleven kruisheren, met een geringe schadeloosstelling, uit het klooster vertrekken. Het klooster werd geveild en werd voor 265.000 francs gekocht door de kruisheer Henri van Langenacker, die als enige de eed van trouw aan de republiek had afgelegd.
Vanaf 1822 wordt de abdij bewoond door cisterciënzerinnen. Vooral de uit Woutersbrakel en Soleilmont afkomstige zuster Maximilienne speelde een belangrijke rol bij de verwerving van de abdij van Colen door de nonnen van de orde van Citeaux. Anno 2013 is een gedeelte van de abdij nog als zodanig in gebruik. De barokke kapel en sacristie zijn onder begeleiding te bezichtigen. In de stallen is een bescheiden museum over de fruitstreek Haspengouw ingericht. Een deel van de dienstgebouwen wordt particulier bewoond.