Commanderij van Sint-Pieters-Voeren in Verviers (Provincie Luik)
Bij zijn intrede in de Duitse Orde in 1242 schenkt Daniël van Voeren al zijn bezittingen in het graafschap Dalhem aan deze orde, die sinds 1220 in de streek gevestigd is. Sindsdien en tot aan de Franse Revolutie is het grondgebied van Sint-Pieters-Voeren als rijksheerlijkheid onder het gezag van de Duitse keizer, een enclave in het graafschap Dalhem.
In 1320 is er reeds sprake van een commandeur van Bronchorst. Samen met 11 andere balijen hing Sint-Pieters-Voeren af van de landcommanderij van Alden Biesen. Het huidige kasteel was de commanderij, de verblijfplaats van de commandeur. Sint-Pieters-Voeren kende in de loop van de geschiedenis 39 commandeurs.
Het oudste deel van het gebouwencomplex is de L-vormige vleugel met toren, een verbouwing uit het begin van de zeventiende eeuw, voltooid door Willem Quaest de Beeck (commandeur van 1631 tot 1661). Een dubbele, gebogen kwartslagtrap leidt naar het bordes. Dit bordes en de gesmeed ijzeren balustrade van de trap zijn versierd met het kruis van de Duitse Orde. In het interieur zijn er verschillende schoorsteenmantels en een, in een kast ingebouwd altaar. Commandeur Quaest de Beeck was ook de bouwheer van de kerk van Sint-Pieters-Voeren, gebouwd tussen 1652 en 1661. Zijn grafsteen staat tegen de kerkmuur vlakbij de toegangspoort in de muur die kerk en kerkhof omringt.
Verder bestaat het kasteelcomplex uit een hoevegebouw, stallingen en een poortgebouw, in de vorm van een rechthoek gegroepeerd rondom een binnenplaats, te midden van een park. In de hoeve wordt Voerense stroop in grote koperen ketels boven een houtvuur bereid volgens een oud recept.