Kasteel Diepensteyn in Dendermonde (Scheldeland: Denderstreek en Rupel)
De burcht en het nabijgelegen dorp waren in de 13e eeuw eigendom van de heren van Bouchout, met Diepensteyn als centrum van de heerlijkheid. Initieel was het een leen van het Hertogdom Brabant, in 1685 werd het het centrum van een graafschap, van de Graven van Maldeghem. De laatste bewoners verlieten het kasteel na de Franse Revolutie.
In 1147 werd op de locatie een houten wachttoren opgetrokken door Wouter van Craynhem, later van Wange en vervolgens van Bouchout genoemd, als onderdeel van de verdedigingslinie van het Huis van Brabant. In 1290 werd de wachttoren vervangen door een donjon in steen, met een houten palisade. In 1357 werd de waterburcht afgewerkt, en in 1460 uitgebreid met een nieuw poortgebouw en een ophaalbrug. De burchtmuur werd in 1517 afgebroken en een lustkasteel met een nieuwe brug werd opgetrokken, die in 1616 werd verbouwd en uitgebreid met een gaanderij. Het poortgebouw, koetshuis en de stallen dateren van 1675, de oorspronkelijke donjon en een aantal bijgebouwen werden in 1719 afgebroken. In 1825 werd een belangrijk deel van het complex gesloopt, meer bepaald het poortgebouw, het koetshuis en de stallen en werden de omliggende vijvers en grachten gedempt. De resterende kasteelvleugel is 17e eeuws.[1] In 1960 werd een woonhuis aan de resterende vleugel aangebouwd.