Moerenpoort in Tongeren (Haspengouw)
Na de Romeinse periode toen Tongeren zich een municipium mocht noemen, kreeg de verwaarloosde site een succesvolle doorstart in de late Middeleeuwen. In 1230 noemden de Tongenaren zich cives en burgenses. Tongeren, gelegen binnen het Prinsbisdom Luik, verkreeg als één van de 23 Goede Steden ook stadsrechten van de Luikse prinsbisschop met daarbij het recht om een omwalling te bouwen en een stadsmilitie in te richten. Dit kaderde in de politiek van de prinsbisschop om gebieden in zijn domein militair en economisch te stimuleren. De militaire dreiging van omliggende vorstendommen zoals het Graafschap Loon, het Hertogdom Brabant en de nabijgelegen Maas- en Rijnlandse gebieden eisten ook de bouw van stadswallen. Daartoe werden tussen 1241 en 1290 stadswallen gebouwd en richtte men een stadsmilitie op. De toegang tot de stad werd verzekerd via zes poorten op de belangrijkste invalswegen. Daarnaast bouwde men 13 vestingtorens die als bastion dienst deden.
De moerenpoort, die aansloot op de weg naar Wezet, werd gebouwd tussen 1257 en 1264 op de restanten van de Romeinse omwalling uit de tweede eeuw na Chr.
In 1344 werd Engelbert III van der Marck prins-bisschop van Luik. Zijn aantreden zorgde voor grote spanningen doorheen het ganse prinsbisdom. In 1347 werd de Moerenpoort verwoest bij een aanval van de soldaten van de vorige prins-bisschop van Luik Adolf II van der Marck. In 1379 werd de heropbouw van de Moerenpoort aangevat. De voorbouw, waaraan men de houten poort aanhechtte om de doorgang af te sluiten, werd in 1673 door de Franse troepen verwoest. Dankzij een afspraak tussen de bewoners van het Sint-Catharina Begijnhof en de troepen bleef de Moerenpoort gevrijwaard van de Franse verwoestingen.