Lieveheersbeestjes = insecteneters
De waardering die lieveheersbeestjes krijgen is welverdiend. De meeste lieveheersbeestjes en hun larven zijn carnivoren of vleeseters: ze voeden zich met grote aantallen insecten: voornamelijk bladluizen, maar ook mijten, schildluizen, kleine rupsen... Hun gulzige honger leidde tot de bijnaam insectenalligator. Lieveheersbeestjes helpen insectenplagen op een natuurlijke wijze mee controleren en zijn dus waardevolle bondgenoten in je tuin.
Van larf tot lieveheersbeestje
De levenscyclus van het lieveheersbeestje start met een piepklein, glanzend en geel eitje dat deel uitmaakt van een groepje eitjes op een blad. Uit het eitje komt een kleine zwarte larve gekropen, slechts een paar millimeter groot en met 6 pootjes. De larven van lieveheersbeestjes tonen dus helemaal geen overeenkomst met de volwassen insecten; het lijken eerder kleine spinachtigen. De larven eten gretig, waardoor ze snel groeien. Ze werpen hun huid drie keer af, waarna ze een pop vormen waaruit de volwassen kevers 1 à 2 weken later tevoorschijn komen. Nu ontwikkelen de lieveheersbeestjes hun puntig gesegmenteerd lichaam met sterke kaken. In een later stadium ontstaat hun karakteristieke kleurenpatroon.
Lieveheersbeestjes doorheen het jaar
Eind maart en begin april komen lieveheersbeestjes te voorschijn vanuit hun winterslaap: ze gaan op zoek naar voedsel en paren. Vanaf het einde van de lente tot in de zomer leggen de kevers eitjes. Zowel de larven als de volwassen lieveheersbeestjes voeden zich de hele zomer lang met insecten. Van midzomer tot de late zomer vormen de larven poppen en brengen ze een nieuwe generatie lieveheersbeestjes voort. Deze nieuwe kevers gaan vervolgens op zoek naar eten en een overwinteringsplaats.
Weinig van de oude - eenjarige - lieveheersbeestjes slagen erin een tweede winter te overleven. 1 jaar is dus de gebruikelijke levensduur voor lieveheersbeestjes. In strenge winters sterven zowat 90% van de tweestippelige lieveheersbeestjes, in milde winters overleeft 90% van de lieveheersbeestjes. Vooral late lentevorst is gevaarlijk voor lieveheersbeestjes die dan hun winterkwartier verlaten op zoek naar voedsel.
Veel voorkomende lieveheersbeestjes
Lieveheersbeestjes behoren tot een wereldwijde familie van kevers coccinellidae genaamd. Ongeveer de helft van de keverachtigen herkent men als lieveheersbeestjes op basis van hun opvallende kleuren en tekening. De overige keverachtigen zijn eerder klein en onopvallend.
We bespreken de 5 populairste lieveheersbeestjes in de tuin.
Tweestippelig lieveheersbeestje of adalia bipunctata
Het meest populaire lieveheersbeestje is ofwel rood met twee zwarte stippen ofwel zwart met 4 of 6 rode stippen (eigenlijk zijn het heel grote zwarte stippen) of soms volledig zwart. Deze keverachtige met een grootte van 3,5 à 5,5 millimeter heeft steeds zwarte pootjes.
Je vindt deze soort lieveheersbeestjes tussen maart en oktober op een uitgebreide reeks kruidachtige planten en loofbomen. Ze overwinteren vaak binnenshuis, meestal rond raamkozijnen en dat in groep met een tiental tot honderden soortgenoten. Ook buitenshuis zoeken ze voor de winter een onderkomen in boomstammen, hekwerken, palen, achter schors, onder stenen, in organisch afval...
Zevenstippelig lieveheersbeestje of coccinella septempunctata
Ook dit is een erg populair lieveheersbeestje. Het is de grotere broer van het tweestippelig lieveheersbeestje met een grootte van 7 à 8 millimeter. Typisch is zijn rode schild met zeven zwarte stippen en deels witte zijkanten - enkel de voorhoeken - van het halsschild .
Waar vind je deze lieveheersbeestjes? Op een uitgebreide reeks kruidige planten, vooral op zonnige plekken. In het bos zal je hen niet tegengekomen. Ze overwinteren op alle plaatsen die beschut zijn tegen wind en regen: bladeren van groenblijvende struiken, holle stammen, verdord gebladerte, graspollen...
Tienstippelig lieveheersbeestje of adalia decempunctata
Dit lieveheersbeestje is weer wat kleiner: 3,5 à 5,5 millimeter. Hij is oranjebruin met een variërend aantal kleine stippen in een donkere of roodachtige kleur: gaande van geen tot 12 stippen. De pootjes zijn roodbruin. Soms vertoont het schild roosterachtige tekeningen.
Tienstippelige lieveheersbeestjes vind je in bomen en hagen. Ze overwinteren dicht bij de grond in blad- of plantenafval, achter schors of onder mos. Soms trekken ze zich ’s winters in huis terug in kleine groepjes van 2 of 3.
Elfstippelig lieveheersbeestje of coccinella undecimpunctata
Dit erg kleine lieveheersbeestje is rood en heeft zwarte stippen: op elke zijde van zijn schild tel je 5 stippen en daarnaast is er de schoudervlek in de buurt van zijn kop. Al zal je ook vaak een elfstippelig lieveheersbeestje tegenkomen met slechts 9 stippen.
Je treft elfstippelige lieveheersbeestjes vooral aan op laaggroeiende planten. Ze komen veelvuldig voor in kuststreken. Overwinteren doen ze dicht bij de grond in bladafval van dood en droog gebladerte zoals distels. Soms vind je ze in huizen of onder losse schors.
Veertienstippelig lieveheersbeestje of coccinula quatordecimpustulata
Dit 3 à 4 millimeter groot veertienstippelig lieveheersbeestje is geel en heeft 14 zwarte, meer rechthoekige vlekken. Geregeld zijn de vlekken samengesmolten.
Deze lieveheersbeestjes groeien in laag groeiende planten en bomen. Ze komen vooral voor in bosrijke graslanden. Overwinteren doen ze dicht bij de grond in pollen, oud droog gebladerte of holle stammen. Ze leven er in groepjes van 2 à 3.
Lok lieveheersbeestjes naar je tuin
Aangezien lieveheersbeestjes de grootste natuurlijke roofdieren zijn van bladluizen, verdienen ze een speciaal plaatsje in de tuin.
Enkele manieren om je tuin lieveheersbeestjes-vriendelijk te maken: