El Escorial in Buiten het centrum (Madrid)
Het Escorial (in het Nederlands ook Escoriaal of Escuriaal) (1563-1584) is het immense abdijcomplex van Filips II van Spanje. Het is een kasteel, een abdij en een koninklijk mausoleum in één geworden. Het complex is gelegen bij de stad San Lorenzo de El Escorial, ongeveer 45 kilometer ten noordwesten van Madrid. Sinds 1984 staat het complex op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.
De herinnering aan de gekwelde vorst, de echte "zwijger" van zijn eeuw, zal vooral bewaard blijven in dit uitgestrekte gebouwencomplex in San Lorenzo de El Escorial, in 1563 begonnen door Juan Bautista de Toledo en voortgezet door Juan de Herrera. Filips wijdde het complex aan San Lorenzo, naar de laurentiusdag waarop hij de Fransen had verslagen in de Slag bij Saint-Quentin.[1] Het Escorial was bedoeld als monument om deze overwinning in de Nederlanden te gedenken, alsook zijn streven naar godsdienstige en politieke hegemonie in Europa. De slag is afgebeeld op de fresco's in de hal der veldslagen, die tevens nadrukkelijk verwijzen naar de overwinning op de Moren bij Higueruela (1431).
Lange tijd zagen toeristen dit abdij-mausoleum louter als een toonbeeld van een megalomane fanaticus die vooral bekendstond om de onoverwinnelijke Armada. Schrijvers zagen het als een overblijvend symbool van de Inquisitie. Wie door de symboliek heen kijkt, ziet een buitengewoon staaltje architectuur.
Het Escorial is een complex van ongeveer 200 m in het vierkant, op een eenzaam bergachtig terrein, dat voldeed aan alle noodzakelijke voorwaarden voor Filips' streng-religieuze opvatting van het koningschap: een centrale binnenplaats beheerst door een kerk met een koepel, aan de ene kant geflankeerd door een klooster en aan de andere kant door een seminarie en koninklijke vertrekken. Groots, grimmig en ascetisch.
Het complex is 13 hectare groot met meer dan 16 binnenpleinen, 1200 deuren, 2675 ramen, 4000 kamers, 16 kilometer gangen en maar liefst 86 trapzalen zijn in een gebouw gegoten naar het model van het rooster waarop de heilige Laurentius geroosterd werd. De bezoeker wordt verder geďmponeerd door de imposante muren van Guadarramagraniet en de ornamenten die zo on-Spaans lijken.
Filips II liet het Escorial bouwen als laatste rustplaats voor zijn vader Karel V, en als plek waar hij zich kon terugtrekken en in gemeenschap van geestelijken kon bidden voor zijn eeuwige rust. Hij wilde in het Escorial ook alleen kunnen spreken zowel met God als met zijn vader - en vaak leek het of hij die twee niet goed uit elkaar wist te houden.
In de crypte onder het altaar bevinden zich de 26 graven van de Spaanse vorsten en hun eega’s, met uitzondering van enkelen. Filips' privévertrekken komen trouwens uit op dat altaar, zodat hij niets hoefde te missen. Waren er geen erediensten, dan kon hij nog altijd bij zijn kunstverzameling terecht, met onder meer El Greco, Jheronimus Bosch, Titiaan en de Vlaamse Primitieven. Daarnaast bezat hij een bibliotheek van meer dan 40.000 boeken, die niet onderdeed voor die in het Vaticaan. Ook nu worden er nog handschriften en oude drukken bewaard.
Na de Habsburgse overheersing, onder de Bourbons, werd er weinig gebruikgemaakt van het Escorial. Een uitzondering was Karel IV, die er zijn appartementen inrichtte. Zijn vader, Karel III, bouwde in schril contrast met de rest van het Escorial er een klein theater bij.