Vlinderbloemigen
Bonen behoren tot de familie van de Papilionaceae of Vlinderbloemenfamilie. De wetenschappelijke benamingen Phaseolus coccineus en Phaseolus vulgaris verwijzen respectievelijk naar pronkbonen en sperziebonen. Beide soorten zijn verkrijgbaar in stok- en stambonen: kunstmatige en natuurlijke klimmers zou je ze ook wel kunnen noemen. Speciale soorten van de sperzieboon leveren droogbonen, die je - zoals de naam het al zegt - kan drogen. Afhankelijk van de soort kunnen bonen meer dan twee meter hoog worden.
Kleurrijke bloemen
Deze eenjarigen vormen niet alleen een lekker knapperig ingrediënt in maaltijden. Naast de smaak krijgt het oog ook wat. Zo kan je in de zomer van juni tot september genieten van witte, roze en rode trosvormige bloemen. Ook de peulen zijn erg kleurrijk: van standaard groen over geel naar paars.
Klimaat
Deze plant groeit van nature in Zuid-Amerika en treft men tegenwoordig ook rond de Middellandse Zee aan. Bonen doen het goed bij temperaturen tussen 15 en 30°C. Je kan ze dus ook gemakkelijk in onze streken telen. De lente, maar vooral de zomer zijn ideale seizoenen om bonen te kweken, want ze kunnen niet tegen vorst.
Doorlatende ondergrond
Bonen houden van een niet te zanderige ondergrond. Met zwaardere kleigrond hebben ze geen problemen. De beste optie is een goed doorlatende bodem waarin je organisch materiaal vermengt. Denk daarbij aan compost of mulch.
Beschut
Zaai en plant bonen op een plaats die zo’n halve dag in de volle zon ligt. Beschut ze wel tegen wind en hitte.
Veel water
Bonen hebben veel vocht nodig wanneer ze in bloei staan. Tijdens droge zomers moet je ze dus voldoende water geven.
Bemest bonen één keer, dat volstaat. Verwerk organisch materiaal door de ondergrond voor je ze zaait. Daar teren ze het hele seizoen op. Bonen kunnen namelijk net zoals andere vlinderbloemigen bacteriën in wortelknollen in symbiose onderhouden. Die bacteriën halen stikstof uit de lucht. Die stikstof hoeven ze dus niet meer te krijgen door bemesting. Een bijkomend voordeel is dat ze meer eiwitten kunnen produceren dan andere planten. Eiwitten zijn heel belangrijk voor de groei van een plant.
Constant oogsten
Pronk- en sperziebonen oogst je doorlopend in het zomerseizoen. De bonen moeten jong en mals zijn, te dikke peulen zijn niet zo lekker. Pluk de rijpe boontjes daarom twee keer per week.
Ietwat anders is het bij droogbonen. Je kan bij dat soort wachten tot de peul helemaal rijp is. In feite is hij dan uitgedroogd aan de stengel. Je kan ze doppen en bewaren voor de winter.
Zaaien
Bonen kan je vermeerderen via zaad. Je kan ze rechtstreeks in koude grond zaaien vanaf het ogenblik dat de kans op vorst geweken is.
Hoe zit het met de plantafstand? Plant snij- en stambonen een tiental centimeter uit elkaar. De tussenruimte bedraagt zo'n 60 centimeter bij tuinbonen in rijen en 1 meter bij stokbonen in rijen.
Plagen
Let op met slakken, bladluizen en witte vliegjes op je bonen! De eerste verdrijf je met slakkenkorrels, bij voorkeur milieuvriendelijke. De andere beestjes kan je besproeien met een insecticide op basis van organische vetzuren.